De ondoordringbare moerassen tussen de Vecht en de Reest maakten aan het begin van de 19e eeuw deel uit van een enorm hoogveengebied. Het strekte zich uit van de Dollard tot aan Coevorden en van daaruit westwaarts richting Hasselt aan het Zwarte Water. De Overijsselse baron Willem Jan van Dedem, die werd geboren op Huize Den Berg in Dalfsen en veel grond bezat ten noorden van Ommen, nam het initiatief tot de ontginning van deze moerassen. Daartoe begon hij in 1809 met eigen kapitaal de Dedemsvaart te graven tussen Hasselt en Ane (bij Gramsbergen). Die vaart was nodig om het veengebied te ontwateren en de turf af te voeren. Beducht voor de eigen handelspositie dwarsboomde Zwolle het project. In 1844 werd een deel van het bezit van de baron geveild om zijn schulden af te lossen. Het kanaal ging over in handen van het Rijk en Van Dedem stierf in 1851 als een teleurgesteld man. Zijn graf is op de begraafplaats Mulderij in Dedemsvaart.